A.F.A.M. Wetzer, 20 oktober 2014
Context(Bouw)historie:Het pand Hinthamerstraat 193, vanouds genaamd “de Druyf”, dateert in kern uit de 15de-17de eeuw. Volgens kunstschilder F.J. Kops, die begin 20ste eeuw in het pand woonde, had na 1590 schilder Jan Roelofs van Diepenbeek, een leerling van Rubens, in het pand gewoond.In de eerste helft van de 19de eeuw werd de voorgevel verbouwd tot lijstgevel. In 1912 kreeg het pand een nieuwe indeling, toen er op de begane grond een winkel werd ingericht, met een woning erboven. In de gevel kwam een winkelpui. Het eenlaags gebouw met zomerkeuken en opslagruimte achter het huis werd hierbij ook verbouwd tot woonruimte. In 1922 is er een eenlaags werkplaats met plat dak gebouwd helemaal achter op het perceel. Ligging:Het pand is gelegen aan de zuidzijde van de Hinthamerstraat in een gesloten gevelwand. De Hinthamerstraat is al sinds de late 12de eeuw een van de drie belangrijke straten die het centrum van de stad (de Markt) met het omliggende gebied verbinden.Bij de stadsuitbreiding in de eerste helft van de 14de eeuw kwam de Hinthamerstraat binnen de stadsmuren te liggen. Een deel van de straat zal echter al eerder bebouwd zijn geweest, en mogelijk geldt dat ook voor het onderhavige perceel. Aan de achterzijde ligt achter het losse achterhuis een tuin, en daarachter is er een ontsluiting via een steeg langs het perceel Sint Jacobstraat 20 (dat onderdeel is van Hinthamerstraat 205). BeschrijvingAlgemeen (hoofdvorm, kap):Het pand heeft een langwerpige plattegrond die achter de voorgevel schuin naar links loopt. Het bestaat uit een voorhuis met vast achterhuis. Het gebouw heeft een hoge begane grond die in het achterhuis onderkelderd is, een verdieping en een zolder met borstwering. Op het pand staat een zadeldak met voor- en achterschild, dat is gedekt met rode muldenpannen. In alle dakvlakken zijn moderne dakramen aangebracht en het achter-dakschild heeft een inpandig terras.Het losse achterhuis heeft een rechthoekige plattegrond en bevat een begane grond en een zolder met borstwering. De kap is een zadeldak met een voorschild, gedekt met rode pannen. Voorgevel:De voorgevel is een symmetrische bakstenen lijstgevel uit de eerste helft van de 19de eeuw, met op de hoge begane grond een winkelpui pui uit 1912. De pui heeft een plint en borstwering van hardsteen met profielrand bovenlangs. Ter weerszijden van de pui zijn er penanten die zijn gemetseld in rode strengperssteen. In het midden is een groot etalagevenster en ter weerszijden zijn ingangen, links naar de woning en rechts naar de winkel, met houten paneeldeuren met elk twee verticale ruiten naast elkaar en gesneden druiventrossen bovenin. De kozijnstijlen hebben vellingkanten. Hierboven een vijfdelig bovenlicht, met steeds vier ruitjes boven een grotere ruit. De pui wordt afgesloten door een houten lijst met vlak fries en kroonlijst, gesteund door consoles op de kozijnstijlen, en aan de zijkanten gevat tussen hardstenen elementen met decoratieve motieven. Boven de pui is de gevel uitgevoerd in handvorm baksteen en wit geschilderd. Op de verdieping twee vensters met gepleisterde lekdorpels en anderhalf-steens strekken. De kozijnen hebben een kraalprofiel en bevatten T-schuiframen. Opmerkelijk is dat boven de kozijnen een zone overblijft die is gevuld met een bovendorpel met een klein fries en een kroonlijst. Ter hoogte van de zoldervloer zijn drie smeedijzeren sierankers aangebracht. De gevel wordt afgesloten door een | 2 |
classicistisch hoofdgestel met een gepleisterd fries en een geprofileerde houten kroonlijst. Zijgevels:Het pand wordt aan beide zijden begrensd door bebouwing.Achtergevel:Blijkens een bouwtekening uit 1994 bevat de achtergevel rechts twee vensters met zesruits schuiframen en links een doorgang naar aan overdekte gang die naar het losse achterhuis leidt. Op de verdieping zijn er twee vensters met T-schuiframen. De gevel wordt aan de bovenzijde afgesloten door een eenvoudige houten lijst en daarachter bevindt zich het inpandige dakterras. Alleen het bovenste topje van het dakvlak is er nog.Ruimtelijke indeling:Blijkens de bouwtekening uit 1994 is de indeling bij de verbouwing destijds vrijwel geheel gewijzigd. Het dakterras was er toen reeds. Het achterhuis is onderkelderd. De zolderbalklaag in het achterhuis ligt op de tekening lager dan die van het voorhuis, en de brandmuur staat er nog in z’n geheel. De trap naar de kelder ligt tegen de brandmuur en is toegankelijk vanuit de gang die langs de linker zijmuur loopt.Constructies:Bij een opname door de afdeling BAM in 1977 zijn de volgende zaken waargenomen.De kelder onder het achterhuis heeft een tongewelf in langsrichting. De zijmuren zijn gemeenschappelijk met de buurpanden. De balklagen zijn enkelvoudig en dateren uit 1912; alleen de zolderbalklaag van het achterhuis is nog samengesteld uit moer- en kinderbinten, en bestaat uit drie balkvakken. De kap wordt gedragen door verbeterde Hollandse spanten. Het losse achterhuis heeft een enkelvoudige balklaag en een kap met verbeterde Hollandse spanten. Interieurelementen:Volgens de opname uit 1977 is er in de achterkamer op de begane grond een stucwerk plafond uit het laatste kwart van de 18de eeuw, en zijn er hier ook raamomtimmeringen uit de tweede helft van de 19de eeuw. De gang naast deze kamer heeft zwart marmeren vloertegels.Erf, bijgebouwen, diversen: | 3 |
Motivering voor plaatsing op de gemeentelijke monumentenlijst1. Architectonische en stedenbouwkundige waardenHet pand Hinthamerstraat 193-193a heeft stedenbouwkundige waarde vanwege de samenhang met de historische gebouwde omgeving en de historische perceelsstructuur met de steeg aan de achterzijde. Beide gevelwanden van de Hinthamerstraat vormen vrijwel in hun geheel een fraai historisch ensemble. Daarnaast heeft het pand aanmerkelijke architectonische waarde vanwege de historische bouwmassa met de fraaie lijstgevel uit de eerste helft van de 19de eeuw en de vroeg-20ste-eeuwse winkelpui.2. Bouw- en/of kunsthistorische waardenHet pand heeft bouwhistorische waarde omdat het nog duidelijk herkenbaar is als historisch huis met een kern uit de 15de-17de eeuw, waarin naderhand bij diverse verbouwingen wijzigingen zijn aangebracht. Meest opvallende elementen hiervan zijn de bakstenen lijstgevel uit de eerste helft van de 19de eeuw en het losse achterhuis uit de tweede helft van die eeuw.3. Cultuurhistorische waardenHet gebouw heeft cultuurhistorische waarde als zijnde een woon-werkhuis met een 15de-17de-eeuwse kern waarin diverse vernieuwingen herkenbaar zijn uit verschillende historische perioden.Het object Hinthamerstraat 193-193a, bestaande uit een hoofdhuis uit de 15de-17de eeuw met een 19de-eeuwse lijstgevel en een vroeg 20ste-eeuwse winkelpui, en een los achterhuis uit de tweede helft van de 19de eeuw is op basis van bovenstaande criteria beschermenswaardig als gemeentelijk monument in de gemeente ‘s-Hertogenbosch. | 4 |
Kops491. 'De Druif'. Dit en de volgende huizen waren eigendom van den Bosschen schilder Jan Roelofs van Diepenbeek, een leerling van Rubens. Hij woonde sinds 1590 in „De Drueve”, zoodat dit perceel 491, de plaats is waar de geniale man vele zijner meesterwerken geschilderd heeft. | 42 |
Anneken weduwe van Pauwel Willemszn c.s. verkocht 12 Augustus 1610 (Reg. n° 309 f. 282) dit huis, evenals het daarnaast Marktwaarts staand huis, genaamd de Kattendans, thans genummerd Hinthamerstraat 191-189 1), aan mr. Jan Roelofszn van Diepenbeeck, glaesmaecker, zooals hij in de daarvan opgemaakte akte heet. Blijkens het archief van het voormalig Bossche schilders-, glazenmakers- enz. gilde, dat thans berust in de verzameling handschriften van het Prov. Genootschap van Kunsten en Wetenschappen in Noordbrabant, betrok mr. Jan van Diepenbeeck voornoemd dat huis daarop metterwoon, nadat hij te voren, en wel in 1577, had gewoond opten dijck, waarmede blijkbaar bedoeld werd het huis het Simken, staande op den Vughterdijk te den Bosch, daar toch dit laatste huis behoorde aan zijne schoonmoeder Jenneken, de weduwe van Peter Janszn Aelmans, die het hem 5 Februari 1599 verkocht.
Mr. Jan van Diepenbeeck was van zijn beroep glasschilder, wat men in zijnen tijd noemde glaesmaker; hij vervaardigde verschillende glasramen, waardoor hij zich naam maakte, zooals is medegedeeld door J.C.A. Hezenmans en Ch. Verreyt, resp.
| 99 | ||||||||||||
in Taxandria I p. 69 en vlgd. en VII p. 90 en vlgd.; bovendien was hij plaatsnijder en olieverfschilder (cf. dezelfden in Taxandria I p. 73 en vlgd. en VII p. 96 en vlgd.); hij schilderde o.a. de olieverfschilderij, voorstellende een gevecht op de Markt te den Bosch in 1579, die thans in het museum van gezegd Genootschap hangt. Zooals in voormeld archief ook nog vermeld staat, was hij 12 Juli 1573 lid van voorzegd gilde geworden, sijnde hy, zoo staat daarbij aangeteekend, eens meesters soene, welke meester, ook blijkens dat Archief, was Roelof Ghijsbertszn glasmaker, die in 1555 lid werd van meergezegd gilde, waarvan zijn zoon mr. Jan in 1580 deken was. Mr. Jan Roelofszn van Diepenbeeck had deze kinderen:
de sub a-f vermelde kinderen, met uitzondering van Peter, voor wien bij plaatsvervulling optraden diens voormelde kinderen, verkochten 27 Februari 1636 (Reg. n° 370 f. 510) het huis het Simken 4);
| 100 | ||||||||||||
Arnoldus Tybosch Joostzoon had van Maria van Diepenbeeck deze kinderen:
Het op De Druif volgend hoekhuis heette in 1671 de Bril.
Het schuins tegenover het Krankzinnigengesticht loopend straatje Achter de mollen is aldus genaamd, omdat aan den O. hoek van dat straatje en de Hinthamerstraat staat het huis, de Drie zwarte mollen geheeten; dat huis behoorde in 1694 toe aan voornoemde Roelof Tybosch, die toen wijnkooper in den Bosch was en bij dit huis kocht het O.-waarts daarnaast staand huis de Boerendans, dat daarop daarmede vereenigd werd (Reg. n° 481 f. 139). In gezegd straatje stond oudtijds het Margriet Heeren gasthuis, dat door Margriet Heeren, de dochter van Aert Heeren, gesticht was voor vier oude vrouwen bij haar testament van 6 October 1459, waarbij zij tot de uitvoerders
| 101 | ||||||||||||
daarvan benoemde Arnout Heeren en Jan Wouters; zij had tot dat Gasthuis bestemd haar huis, dat stond in de straat, eerst de Gorterstraat, daarna de Lange Putstraat geheeten, tusschen het huis de Helm ex uno en de Korte Putstraat ex alio 1); dit huis werd 23 April 1601 verkocht en toen is gemeld gasthuis naar een huis, staande in meergezegd straatje, overgebracht geworden; wegens gebrek aan voldoende inkomsten moest dit gasthuis in 1753 door de Regeering van den Bosch opgeheven en met na te melden Brantsgasthuis vereenigd worden; het huis, waarin het in meerbedoeld straatje gevestigd was, is daarop den 26 April 1753 (Reg. n° 571 f. 275) door Johannes van den Oever, notaris te den Bosch, als daartoe gemachtigd bij Resolutie van Schepenen, Gezworenen en Raden van die stad, verkocht geworden aan Adriaen van der Heyden aldaar; het werd daarbij omschreven als: huys en met twee hofkens, genaamt Margriet Heeren gasthuys, slaande in een straatje achter de Drie swarte mollen, Melemans gasthuys ex uno en een gemeenen gang ex alio. Naast dit gasthuis stond in hetzelfde straatje, zooals uit laatstgemelde akte reeds is gebleken, het Meelmansgasthuis, dat, naar van Heurn vernam, in 1400 gesticht zoude zijn door Jan Keysten en in het jaar 1412 door Christina Meelmans zoude zijn uitgebreid geworden; in dit gasthuis werden vier oude mannen gehuisvest.
In de moestuinen, welke voorheen, vóór het graven der Zuid-Willemsvaart, achter meergezegd straatje lagen, stond oudtijds het Keytsgasthuis, dat blijkens eene Bossche Schepenakte van 1580 (Reg. n° 229 f. 31 vso) ook te bereiken was door het straatje, dat thans is genaamd Achter het Schaapshoofd en tegenover het huis de Valk ligt; dit gasthuis werd door Arnd, bastaardzoon van Arnd Keyt, bij zijn testament van 20 Juni 1393 gesticht voor dertien oude vrouwen, wier getal in den loop der tijden tot twee werd teruggebracht, terwijl het
| 102 | ||||||||||||
gebouw van dat gasthuis zelf kleiner werd gemaakt. Ook aan al deze gasthuizen maakte het Decreet van den Franschen Prefekt van 1811 een einde. Ging men vanaf het straatje Achter de Mollen door de Hinthamerstraat Marktwaarts, dan kreeg men aan zijne rechterhand, na eenige huizen gepasseerd te zijn, eerst drie huizen, die naast elkander stonden aan den W.-hoek van het straatje, genaamd Achter de eksters en de Hinthamerstraat; daarvan heette het eerste de Drie eksters, het tweede de Drie kandelaars (dat in 1695 door Jacob Schaers gekocht werd (Reg. n° 481 f. 7), terwijl het derde de bierbrouwerij de Roode Kroon was; deze drie huizen zijn thans een groot heerenhuis met koetshuis, genummerd Hinthamerstraat 175 en 178, dat eens het eigendom was van Jan Gerard baron van Hugenpoth, president der Ridderschap van Noordbrabant.
Enkele huizen in dezelfde richting verder gaande kreeg men, ook aan zijne rechterhand; het Fraterhuis.
| 103 |
Noten | |
1. | Men zie over deze beide huizen nog de Bossche Schepenakte van 19 Mei 1622 (Reg. n° 659 f. 214). |
2. | Taxandria VII p. 145. |
3. | Men zie over hem Taxandria XVIII p. 98. |
4. | Zie de overige kinderen in Taxandria XVIII p. 99. |
5. | Men zie hierover nog Reg. no 524 f. 305. |
6. | Algem. Nederl Familieblad VII p. 181, alwaar ook de genealogie der familie Tybosch staat. |
7. | G.A. Meyer t.a.p. blz. 139. |
8. | Deel II p. 300. |
1865 | P.H. van der Ven (sigarenfabrijkant) |
1875 | H.W.A. Hohmann (wijnhandelaar, likeurstokeren agent der brandverzekering-maatschappij voor het koninkrijk der Nederlanden) |
1881 | A. van Gerve (partikulier) - J.H. van de Ven (partikulier) - M.C. van de Ven (partikulier) |
1908 | F.J. Kops (kunstschilder) |
1910 | F.J. Kops (kunstschilder) |
1928 | C.J.A. van der Pennen |
1943 | J. van Schijndel (pakhuisknecht) |
1923 | Antonius B.J. Arts (koopman in kaas en paardenvleesch) |
1928 | A.B.J. Arts |
1943 | A. Arts Passon (kaashandel) - A.B.J. Arts (koopman) - J.H.J. Coraij (schilder) |
19?? | Handboekbinderij 'Papyrus' |